
Frans Steenhoudt (VUB Press)
14 mei 2025
Waarom ‘groter als’ niet blijft plakken: taalregels, gewoontes en een beetje koppigheid
Een duik in onze grammaticale geschiedenis, met inzichten van VUB-taalkundige Eline Lismont
Wat hebben de boekdrukkunst, de Bijbel, en Joost van den Vondel met elkaar gemeen? Ze zijn allemaal (onbewust) mee verantwoordelijk voor de manier waarop wij vandaag Nederlands spreken én schrijven. Alleen... waarom zeggen zóveel mensen dan nog altijd ‘groter als’, terwijl de grammatica ‘groter dan’ voorschrijft? En waarom raakt ‘hen’ vs. ‘hun’ maar niet ingeburgerd?
VUB-taalkundige Eline Lismont dook voor haar doctoraat in de geschiedenis van onze taalregels — van de eerste grammatica’s in de 16e eeuw tot de spellingstrijd in de 19e eeuw — en kwam tot een opvallende conclusie: regels maken is één ding, maar ze in de praktijk krijgen is een ander paar mouwen.
Taalregels voor de elite
De eerste pogingen om het Nederlands in grammatica’s te gieten ontstonden in het noorden, en wel in de 16e eeuw. Die regels kwamen er niet voor Jan met de pet, maar voor geleerden die bijbelteksten uit het Latijn wilden vertalen. De boekdrukkunst zat in de lift, de Renaissance wilde kennis voor iedereen toegankelijk maken, en dus werd een uniforme taal een noodzaak.
Maar buiten de drukpers? Daar bleef alles bij het oude. Lismont analyseerde honderden grammatica’s, schoolboeken en teksten van gewone mensen zoals reisverslagen en administratieve documenten. “In die informele teksten zie je amper iets van de nieuwe regels,” vertelt ze. “Die regels waren simpelweg niet bedoeld voor de brede bevolking.”
Van Vondel naar spellingstrijd
De val van Antwerpen in 1585 veranderde alles. Een groot deel van de Zuid-Nederlandse elite trok naar het noorden en droeg bij aan de opbloei van Amsterdam. Daar bepaalden dichters als Joost van den Vondel en P.C. Hooft hoe ‘goede’ taal eruitzag. Wat zij schreven, werd klakkeloos overgenomen als norm. De grammatica werd letterlijk gebaseerd op hun stijl.
Maar Vlaanderen? Dat had zijn eigen plan. In Gent, Brugge en vooral Antwerpen ontstonden tegenreacties op de Noord-Nederlandse dominantie, vaak met een nationalistische ondertoon. Schoolmeesters als Jan Des Roches zetten zich schrap: zij wilden een grammatica die paste bij het Zuiden. Zelfs spelling werd een identiteitskwestie: waar Holland ‘maan’ schreef, hield Vlaanderen nog lang vast aan ‘maen’.
Waarom sommige regels wél aanslaan… en andere niet
Wat Lismont vooral fascineert, is waarom sommige regels ingeburgerd raken en andere nooit echt landen. Denk aan ‘hen’ en ‘hun’. Ooit ingevoerd in de 17e eeuw, maar zelfs vandaag nog een struikelblok. “Veel mensen vinden de regel artificieel,” zegt ze. “Ze gebruiken gewoon altijd ‘hen’, want dan zitten ze zogezegd altijd juist.”
Of neem het eeuwige ‘groter als’. Taalpuristen gruwelen ervan, maar het leeft hardnekkig voort — niet alleen in Vlaanderen, ook in sommige delen van Nederland. Waarom? Omdat het natuurlijk aanvoelt. En omdat taal nu eenmaal meer is dan regels: het is ook gewoonte, comfort, en soms zelfs een stille vorm van protest.
Schoolboeken als gamechanger
Toch ziet Lismont ook hoe schoolboeken het verschil kunnen maken. De dt-regel? Die werd in de 16e eeuw al gebruikt, maar pas echt breed toegepast toen schoolboeken ze in de 18e eeuw gingen voorschrijven. “Als een regel duidelijk is, eenvoudig én vaak geoefend wordt, dan maakt hij kans,” stelt ze. “Maar zodra het complex wordt of onnatuurlijk aanvoelt, haken mensen af.”
Taal is dus geen strak keurslijf, maar een levend beestje. En zoals elke Vlaming met een dt-trauma weet: zelfs eeuwen aan regels garanderen geen succes.