top of page

Activiteiten & evenementen

Eric (OSB-VUB)

22 mei 2025

Vrijheid, geloof en gezag in de 21ste eeuw

Verslag van de lezing van Jan De Groote (Gastprofessor VUB, advocaat grondwettelijk recht en Voorzitter OSB-VUB) op de “Studiedag Blasfemie” in de nasleep van de tentoonstelling “Nom De Dieu” (HuisvandeMens, Huis Praktisch Humanisme, OSB-VUB met de steun van DeMens.nu


Jan De Groote nam het publiek mee op een juridische en politieke rondreis langs de grenzen van vrije meningsuiting, religieuze vrede en staatsgezag. Hij begon in Straatsburg bij artikel 9 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, dat zowel geloof als humanisme beschermt, maar die bescherming nooit absoluut maakt. Het Europees Hof bekijkt elke zaak afzonderlijk en weegt telkens de concrete context, de bedoeling achter de uitlatingen en de maatschappelijke impact. Zo mocht een omstreden theaterproductie in 1994 wél doorgaan omdat ze een duidelijk artistiek doel diende, terwijl het Hof in 2018 in ES v. Oostenrijk oordeelde dat gratuit kwetsende uitspraken over religieuze figuren geen publieke meerwaarde boden en dus niet vielen onder de vrijheid van meningsuiting. 


Die wisselende uitkomst verklaart De Groote aan de hand van de zogeheten “Karl Popper-paradox”: een open samenleving moet paradoxaal genoeg intolerant zijn voor intolerantie. De zaak van een Poolse rockzangeres toont hoe subtiel die afweging kan zijn: In Polen eerst veroordeeld voor blasfemie, later in Straatsburg “vrijgesproken” omdat de nationale rechter te weinig oog had voor context en intentie. 


Na de Europese scène zoomde hij in op België. Hoewel België nooit een blasfemiebepaling kende, wordt in het nieuwe strafwetboek artikel 546 ingevoerd, nl. de “kwaadwillige aantasting van het overheidsgezag”. Volgens De Groote is dit de stille erfgenaam van het 19de-eeuwse kanselmisdrijf. Het risico bestaat dat oproepen tot burgerlijke ongehoorzaamheid straks wordt bestraft. Dat verklaart waarom vakbonden, milieu- en mensenrechtenorganisaties intussen een procedure bij het Grondwettelijk Hof zijn gestart. 


De Groote waarschuwde ook voor de rekbaarheid van containerbegrippen als “openbare orde” en “goede zeden” die door dit nieuwe misdrijf worden beschermd: ze klinken neutraal, maar ze zijn altijd politiek (en moreel) geladen. Zo bekeken is het mechanisme achter dit nieuwe misdrijf eigenlijk niet zo verschillend van het misdrijf blasfemie, zoals we het kennen in bijvoorbeeld Duitsland, Oostenrijk en tot 2014 Nederland. 


Opmerkelijk is de positie van het vrijzinnig humanisme. Artikel 9 beschermt deze levensbeschouwing wel, maar de bijbehorende thema’s — denk aan abortus of euthanasie — vallen niet expliciet onder dezelfde paraplu. Dat schept een paradox: de overtuiging wordt erkend, maar de kernrechten die ermee samenhangen blijkbaar niet. Met een misdrijf als de kwaadwillige aantasting van het overheidsgezag, kan de vraag gesteld worden hoe het vrijzinnig humanisme moet omgaan met haar strijdpunten wanneer die tegen de wet zouden ingaan, nu die strijdpunten geen levensbeschouwelijke bescherming lijken te genieten. 


De Groote sloot af met een nuchter advies: vertrouw op de rechtsstaat, maar nooit blindelings op de staat. Wetten worden geschreven voor wanneer het misgaat, niet voor wanneer alles goed gaat. Vrijheid van meningsuiting, kunst en protest blijven alleen veilig als we hun grenzen actief blijven bevragen. De uitspraak van het Grondwettelijk Hof over artikel 546 wordt daarin een cruciale mijlpaal.  

bottom of page