top of page

Activiteiten & evenementen

Eric (OSB-VUB)

22 mei 2025

Satire als spiegel van de macht – de Belgische zwans in woord en beeld

Op de “Studiedag Blasfemie” in de nasleep van de tentoonstelling “Nom De Dieux” (Org. HuisvandeMens, Huis Praktisch Humanisme, OSB-VUB met de steun van DeMens.nu), bracht historica Eliane Van Den Ende een sprankelende lezing over satire, spot en vrijdenken in de Belgische kunst. Van een wit schilderij in 1870 tot hedendaagse maatschappijkritiek, ze toonde hoe zwans – onze typische vorm van rebelse humor – al anderhalve eeuw de confrontatie aangaat met macht, religie en conventie. 


Een blanco doek als protest 

In 1870 schilderde Louis Joseph Ghémar wat later bekend zou staan als het eerste “witte schilderij” in de Belgische kunstgeschiedenis. Geen grap, wel een uitgesproken statement: het blanco canvas was een directe kritiek op het overheidssysteem dat volgens Ghémar middelmatige kunst subsidieerde, terwijl innovatie werd genegeerd. Het schilderij markeerde het begin van zijn artistieke rebellie, die hij verder doortrok in de oprichting van het Museum Fantaisiste – een eigenzinnig platform voor satirische en hedendaagse kunst, ver weg van de officiële Brusselse kunstwereld. 


Humor als wapen 

Ghémar vulde zijn museum niet enkel met eigen werk, maar ook met parodieën op collega-kunstenaars en op actuele politieke figuren. Zijn bekendste werk is wellicht de triptiek over de overwelving van de Zenne, waarin hij burgemeester Anspach afbeeldt als martelaar en heilige. Het is speels, ironisch én scherp tegelijk – net zoals de Belgische zwans: een ongrijpbare, vaak gelaagde vorm van humor die de gevestigde orde ondergraaft, zonder haar ooit volledig af te wijzen. 


Van Rops tot varkensmaskers 

Van Den Ende verbond Ghémars werk met een bredere traditie van vrijdenkende satire in België. Denk aan Félicien Rops, die met zijn prenten de hypocrisie van kerk en staat ontmaskerde, of aan de Agathopèdes, een satirisch genootschap dat het varken als embleem koos – een knipoog naar gulzigheid, onreinheid en het weigeren van heiligheid. Leden moesten een humoristische dissertatie schrijven om toe te mogen treden. Satire was er geen stijlfiguur, maar een levenshouding. 

Ook de herontdekking van Tijl Uilenspiegel in de 19e eeuw hoort in dit rijtje thuis: een archetypische nar die machthebbers uitdaagt en de waarheid brengt met een grijns. Clubs als de Société des Joyeux gaven zijn geest verder vorm in opera’s, spotboeken en tentoonstellingen waarin humor en maatschappijkritiek hand in hand gingen. 


Vandaag: satire leeft 

Volgens Van Den Ende leeft die geest nog altijd. Hedendaagse kunstenaars zoals Johan Muyle en François de Coninck zetten de traditie voort met werk dat tegelijk speels, scherp en maatschappelijk geëngageerd is. Door humor en ironie te combineren met actuele thema’s – van politieke hypocrisie tot identiteitsvragen – houden zij de Belgische zwans springlevend. 

“Satire is geen curiositeit uit het verleden,” besloot Van Den Ende, “maar een actieve vorm van engagement die telkens opnieuw het gesprek opent.” 

De lezing was een ode aan de kracht van kunst als spiegel, als lach, en als vorm van verzet. Of zoals Ghémar het zou hebben gezegd: wie zwijgt, schildert een leeg doek — maar wie spreekt, kleurt buiten de lijnen. 

bottom of page