top of page

Activiteiten & evenementen

Eric (OSB-VUB)

22 May 2025

Godslaster -  van ketterij tot cultuurkritiek

Verslag van de lezing van dr. David Nash (Oxford University) op de “Studiedag Blasfemie” in de nasleep van de tentoonstelling “Nom De Dieux” (Org. HuisvandeMens, Huis Practisch Humanisme, OSB-VUB met de steun van DeMens.nu


Wanneer we vandaag het woord blasfemie horen, denken we al snel aan prikkelende kunstwerken, verhit debat op sociale media of een rechtszaak in een ver land. Toch gaat er een lange, grillige geschiedenis schuil achter de vraag wat nu precies “godslasterlijk” is en wie daarover beslist. Tijdens onze studiedag schetste historicus dr. David Nash hoe het begrip in West-Europa is verschoven van een religieus delict naar een politiek instrument — en waarom het onderwerp nog allerminst is uitgewoed. 


Van sacrale schennis naar openbare-orde-overtreding 

In de vroegmoderne tijd dienden blasfemiewetten om het geloof zelf te beschermen. Langzamerhand veranderde hun functie: ze werden een middel om openbare orde en morele consensus te bewaren. Vooral in common-lawlanden, zo legt Nash uit, evolueerde het recht hoofdzakelijk via rechtbanken. Daarbij werd de mens rea — de bedoeling om te kwetsen — vaak het heikele punt. Omdat intentie lastig te bewijzen valt, kwamen veroordelingen zelden van de grond. 

Het Ierse referendum van 2013 gaf die ambiguïteit haarscherp weer: eerst stemde een overweldigende meerderheid om het verbod op blasfemie uit de grondwet te schrappen, maar in een tweede, krapper besluit werd het toch behouden. Die verdeeldheid toont hoe diep de traditioneel-religieuze reflex nog zit, zelfs in een sterk geseculariseerde samenleving. 


Kunst als spiegel en bliksemafleider 

Films en literatuur maken de gespannen verhouding tussen intentie en ontvangst zichtbaar. Martin Scorsese’s The Last Temptation of Christ wil een spirituele exploratie zijn, terwijl Monty Python’s Life of Brian nadrukkelijk satirisch is. Toch zagen bepaalde kijkers in beide werken heiligschennis. Volgens Nash bewijst dat hoe context — culturele achtergrond, politieke sfeer, zelfs de timing van een release — bepaalt of iets als blasfemisch wordt ervaren. 

Intrigerend genoeg gebruiken religieuze organisaties film op hun beurt voor her-betovering en zelfs bekering. Het medium kan dus tegelijk dienen om gelovigen te inspireren én om heilige huisjes omver te trappen. Artistieke liberalisering verloopt nooit in een rechte lijn; elke generatie moet opnieuw aftasten waar de grens ligt. 


“Nom De Dieux”: de blasfemische blik 

De tentoonstelling waarop onze studiedag aansloot, ordent kunstwerken in thema’s als sacraliteit, erotiek, macht en hypocrisie. Door religieuze iconografie te hergebruiken maakt ze de alledaagse sacraliteit zichtbaar, stelt ze autoriteit ter discussie en confronteert ze ons met eigen vooroordelen. Nash introduceert het idee van de blasfemische blik: leren kijken zonder onmiddellijk te oordelen. Wie heeft eigenlijk het laatste woord over wat heilig is—de kunstenaar, het publiek of het instituut? 


Nieuwe frontlinies: activisme en beleid 

Opmerkelijk: leken verdedigen blasfemiewetten vaak vuriger dan clerici, die ze pragmatisch als hinderlijk kunnen ervaren. Regeringen balanceren intussen tussen binnenlands electoraal sentiment en internationale druk (VN, EU, Venetië-Commissie). Dat leidt geregeld tot zelfcensuur en een chilling effect: mensen slikken hun mening in om geen wanklank te veroorzaken. 

Daar komt bij dat blasfemie- en haatwetten soms cynisch worden ingezet om kritiek de mond te snoeren. Werkelijke afschaffing blijkt pas haalbaar wanneer religieuze instellingen zelf reputatieschade vrezen. 


Een begrip in beweging 

Blasfemie is meer dan een juridisch etiket; het kan een spraakhandeling, een politieke provocatie, zelfs een levensstijl zijn. Historici tonen dat de vrees voor goddelijke wraak — het eeuwenoude providentialisme — nog altijd doorklinkt in hedendaagse discussies. Vrijheid blijft vaak voorwaardelijk: zodra religieuze of maatschappelijke rust in gevaar lijkt, grijpt men naar restrictie. 

“Blasfemie vertelt ons niet alleen iets over religie,” besluit Nash, “maar vooral over de manier waarop samenlevingen hun grenzen bepalen tussen kritiek en sacrament, woord en geweld.” 

Het debat is dus allesbehalve afgerond. Wie kunst maakt, vertoont of bekijkt, moet blijven aftasten: waar eindigt provocatie en begint onderdrukking?

 

bottom of page